Houden scholen onze kinderen gevangen in diepten der wanhoop?
"Er zijn sterke aanwijzingen dat het ons hoofdzakelijk lukt om een generatie te creëren van overweldigde jonge mensen die verlamd zijn door aangeleerde hulpeloosheid." Deze conclusie van een Amerikaanse onderzoeker gaat ook op voor het Nederlandse onderwijs.
Testen en nog eens testen
De onderzoeker in kwestie is Robert Pondiscio van het American Enterprise Institute. Hij zette de ondersteunende logica uiteen in een artikel in het tijdschrift Commentary met de dwingende titel, ‘De ondraaglijke akeligheid van Amerikaans onderwijs’. Twee tegen elkaar inwerkende krachten domineren de meeste moderne scholen, aldus Pondiscio. De eerste is het testregime. Toen de prestaties daalden, reageerde de onderwijsbureaucratie met meer gestandaardiseerde testen. Al snel werden teststrategieën een belangrijk aandachtspunt in veel scholen om de vooruitgang te meten. Er gingen echter ook stemmen op die een tegengestelde strategie voorstonden. Zij beweerden dat het echte probleem in de mentale toestand van de kinderen lag. Kinderen in emotionele nood, zo beweerden zij, waren slecht voorbereid om te leren.
‘Pedagogie van depressieven’
Het testregime bezorgde de kinderen dus alleen maar een nieuw gevoel van mislukking. Een nieuwe lichting "leerlingenvoorvechters" zegt dat scholen therapeutische gemeenschappen moeten worden waar het bevorderen van het welzijn belangrijker is dan het zoeken naar kennis. Bronnen van angst en bezorgdheid ontbreken niet. COVID, nieuwe ontwikkelingen van de seksuele revolutie, en Kritische Theorie verschaffen de "voorstanders" onbeperkte munitie om hun programma's te promoten. Het resultaat is een schoolsysteem dat zich richt op de problemen van de leerlingen - zowel feitelijke als potentiële. De heer Pondiscio bedacht er een toepasselijke term voor: "de pedagogie van de depressieven".
De nadruk leggen op het negatieve
Scholen bieden leerlingen grenzeloze mogelijkheden om hun depressie te uiten. Opstellen schrijven moedigt leerlingen aan hun problemen uiteen te zetten, hoe schrijnender, hoe beter. Om hen te helpen begrijpen dat ze niet alleen zijn, worden in veel literatuurlessen grafische "eerlijke verhalen" verteld over jonge mensen die met soortgelijke problemen te maken hebben. Milieukwesties - in het bijzonder "klimaatverandering" - zijn prominente onderwerpen bij veel exacte vakken. Verhalen over "onderdrukkers en onderdrukten" domineren steeds meer het geschiedenisonderwijs. Een nieuwe golf maatschappijleer richt zich op de verantwoordelijkheid van leerlingen om te helpen "de wereld te redden". Gezondheidslessen kunnen zich richten op LGBTQ+ promotie, waarbij van elke student verwacht wordt dat hij/zij meedoet. Zelfs het wiskundeonderwijs moet "anti-racistisch" worden. Alsof dit nog niet genoeg is, leidt het verplicht opdoen van mondkapjes vanwege COVID er vaak toe dat kinderen geloven dat het niet dragen van een masker bijdraagt aan de dood van vrienden, broers en zussen, en zelfs grootouders. Wie zou niet bezwijken onder deze emotionele belasting?
Wat is het nut van onderwijs?
Uiteindelijk gooit de heer Pondiscio retorisch zijn handen in de lucht. "Het hoogste doel van onderwijs," legt hij uit, "is de ziel te voeden en de mens te inspireren tot bloei, niet om een stokpaardje te zijn voor ambitieuze technocraten of voorvechters van sociale rechtvaardigheid. We zijn er niet in geslaagd om de fundamentele vraag te stellen: Waar is school voor?" (Cursivering in het origineel.) Inderdaad, waarom bestaan scholen? De meest fundamentele reden is om kinderen voor te bereiden op de volwassenheid. Scholen leren fundamentele vaardigheden die alle volwassenen nodig hebben - lezen, schrijven en rekenen. Leerlingen moeten ook worden opgeleid tot goede burgers en krijgen daarom maatschappijleer en geschiedenis. Zij moeten weten over de natuurlijke wereld en hoe de mens daarmee omgaat. Dit leidt tot natuurwetenschappen, gezondheid en lichamelijke opvoeding. Het laatste - maar belangrijkste en vaak verwaarloosde - gebied van noodzakelijke kennis is godsdienst.
Minstens één voedzame maaltijd
Tot aan de komst van het "progressieve onderwijs" in de eerste helft van de twintigste eeuw, concentreerden de meeste onderwijsprogramma's zich op deze eerste drie punten. Dit systeem was verbazingwekkend succesvol. Rond 1900 was ongeveer 92 procent van de Amerikaanse inwoners (70 miljoen op een totale bevolking van 76 miljoen) geletterd. In Nederland ging het net zo. De eerste helft van de twintigste eeuw zag een enorme uitbreiding van het onderwijssysteem. Staten voerden verplichte onderwijswetten in. Het behalen van een diploma op de middelbare school werd algemeen. Het aantal schoolactiviteiten nam toe. Scholen stelden voorbereidingsprogramma’s op voor wie academisch verder gingen en beroepsgerichte programma's voor degenen die dat niet deden. Onderwijsprofessoren bedachten nieuwe onderwijsmethoden. Vloten bussen vervoerden leerlingen uit landelijke gebieden. Warme lunchprogramma's zorgden ervoor dat verarmde leerlingen tenminste één voedzame maaltijd per dag aten. Counselors kwamen bij de faculteiten.
Veranderende prioriteiten
In de jaren zestig en zeventig werd de focus verder uitgebreid. Speciale onderwijsprogramma's gaven les aan degenen die niet konden leren in gewone klaslokalen. Head Start bracht kansarme kinderen binnen vanaf de leeftijd van drie jaar. "Dropout Prevention" programma's moedigden middelbare scholieren aan om te blijven zitten tot het afstuderen. Nieuwe bureaucratieën in elke staat hielden toezicht op de uitbreiding. Bovendien creëerde de federale regering in 1953 het ministerie van Gezondheid, Onderwijs en Welzijn en splitste vervolgens in 1979 onderwijs af als een afzonderlijk ministerie.
Nieuw rapport, nieuw programma
Elk nieuw programma, initiatief, activiteit en bureau verwaterde het oorspronkelijke doel van de scholen. Het voorbereiden van de gemiddelde leerling op het leven werd minder belangrijk dan het voldoen aan de behoeften van de armen en geestelijk gehandicapten. De discipline van de leerlingen was meer gericht op de behoeften van het zich misdragende kind dan op de opvoeding van de hele klas. Leerkrachten die hoge normen hanteerden, werden door bestuurders eerder als een probleem dan als een troef beschouwd. Prestaties van leerlingen namen af. Met elk nieuw rapport werd een nieuw programma geboren. Presidenten, gouverneurs, "Blue Ribbon Panels", staatsbestuurders, professoren, schoolhoofden en "consultants" boetseerden strategieën om het leren te vergemakkelijken. Wanneer geen van de programma's slaagde, kwam er altijd wel weer een nieuw idee om de hoek kijken.
Wat hebben leerlingen nodig?
Er is veel te zeggen voor Mr. Pondiscio's analyse. Helaas heeft zij één grote fout. Hij laat de belangrijkste reden voor scholen achterwege. Leerlingen moeten leren over de grote alles overstijgende waarden - het ware, het goede en het mooie. Leerlingen moeten leren dat objectieve waarheid bestond voordat zij er waren en zal blijven bestaan lang nadat zij er niet meer zijn. Deze kennis doet twee essentiële dingen. Ten eerste vertelt die leerlingen dat zij niet het middelpunt van het universum zijn. Op het eerste gezicht lijkt het alsof dit het gevoel van eigenwaarde van het kind zal doen leeglopen. Het effect is echter het tegenovergestelde.
Objectieve waarheid bevrijdt
Kort voor de geboorte van Onze Lieve Heer schreef de Romeinse staatsman Cicero: "Onwetend zijn over wat er voor je geboorte gebeurde, is altijd een kind blijven." Groei is alleen mogelijk door te erkennen dat er iets bestaat dat beter is dan jezelf. Ten tweede bevrijdt de objectieve waarheid mensen uit de gevangenissen van hun eigen "doorleefde ervaring". Het toont hen dat er een wereld bestaat ver buiten de grenzen van hun leven. Deze kennis moedigt hen dan weer aan om hun horizon te verruimen en op zoek te gaan naar een beter leven. Bovenal leidt het zoeken naar waarheid weg van de slavernij van de zonde naar de ultieme waarheid die in God gevonden wordt.
Schoonheid leidt weg uit ellende
Evenzo is het zoeken naar het goede veredelend. Het stelt mensen in staat hun beste zelf te zoeken door de morele wet te volgen. Zo kunnen zij een leven opbouwen waarin hun gaven, talenten, vaardigheden en temperamenten tegelijkertijd zichzelf verheffen en het algemeen welzijn bevorderen. Ware schoonheid leidt weg van de ellende die te veel kinderen in de val lokt. Jongeren die omringd zijn door misdaad, illegaal drugsgebruik, promiscuïteit en onzekerheid hebben geen behoefte aan nog een dosis harde realiteit.
Uitzichtloze sferen van wanhoop
Leerlingen winnen niets bij het aanhoren en herhalen van litanieën van onderdrukking. Zij hebben het beste nodig wat scholen te bieden hebben. Zij moeten worden opgebeurd door verhalen over moed, zelfopoffering en betrouwbaarheid. Zij hebben een geschiedenis nodig die de vooruitgang van de mensheid door de eeuwen heen laat zien. Onbewust hongeren zij naar muziek en drama die hen meevoeren naar hogere gedachten en dromen. Het onderwijs moet voor de leerlingen nieuwe horizonten openen, niet hen naar steeds uitzichtlozere sferen van wanhoop leiden.
Dit artikel verscheen eerder als Do America’s Schools Imprison Our Children in the Depths of Despair? op www.tfp.org.
Laatst bijgewerkt: 24 mei 2022 09:02